donderdag 10 februari 2011

Parlevinkende parkiet

Vogels die praten, ik geniet ervan. Zelf had ik vroeger een parkietje, ‘Pino’. Die brabbelde van alles na. Wanneer ik thuis was, mocht Pino altijd los. Hij volgde me dan overal in het huis en streek op mijn schouder neer wanneer ik stond te koken. Nieuwsgierig was-ie ook. Alles wilde hij van dichtbij bekijken. Ook het sopje in een afwasteiltje, om er dan onder een luid gekwetter in te duiken. Als Pino niet in het teiltje lag, dan zat hij kwekkend op mijn schouder.
Ontbijten deden we altijd samen. Vooral in het weekend was dat een feest. Dan nam ik er ruim de tijd voor en ik ontbeet met een heerlijk zacht gekookt eitje op brood. Lekkere sterke kop koffie ernaast en klaar. Als een ongenode gast landde Pino eerst op de rand van mijn kopje. Dan boog hij naar voren als een kleine jaknikker en proefde van de koffie. Die was heet en bitter en hij schudde het spul afkeurend snel van zijn snavel, om die vervolgens vreemd genoeg, opnieuw in de koffie te dopen. Daarna kreeg hij het eitje in het kraaloog. Dat was beter spul, je zag het aan de half dichtgeknepen kraaloogjes, als hij zat te eten. Natuurlijk wilde ik niet dat hij in mijn eten zat en wuifde hem dan weg.
Soms liet-ie zich meteen wegjagen, andere keren niet. Dan bleef hij koffie roeren en eitje pikken.
Als het me te gortig werd, dan sloot ik hem op in zijn kooi, tenminste, als ik hem te pakken kreeg. Moord en brand gillend vloog hij dan door het huis om vervolgens ver buiten mijn bereik ergens op te gaan zitten. Intussen stond zijn kwebbel niet stil: “Kom, kom”, “kom dan” riep hij stoer.
Bij het avondeten mocht de kwebbelaar niet los vliegen. Tot die conclusie was ik gekomen toen Pino op een keer vol in een bord met kip en kerrie landde, weer opsteeg en daarna met zijn kerriepoten op de witte stoffen bank neerstreek.

Ondanks, of misschien moet ik wel zeggen, dankzij de rare capriolen van Pino, hadden we samen een ontzettend leuke tijd.
Hoe zo’n klein beestje zo’n grote kameraad kan zijn.