vrijdag 28 januari 2011

Raar verhaalscholver

Op een zonnige dag stuurde ik de auto naar een nabij gelegen waterplas om daar te gaan wandelen met onze flatcoated retriever Lucy. De hond blij, want die voorzag een zwemavontuur. We liepen samen naar het hondenstrand. Hondenstrand? Ja, een heus hondenstrand. Vanaf dit strand kunnen de viervoeters zo het water instuiven, achter hun tennisbal aan, zonder dat ze de andere recreanten ondersteboven lopen.

Nou goed. We waren net de auto uit en begonnen aan de wandeltocht. Zie ik ineens een aalscholver op ons af waggelen. Dat vond ik vreemd, want aalscholvers zijn volgens mij als de dood voor mensen. Deze niet, dus moest er wel wat met hem aan de hand zijn.
Vlak bij de plas is een vogelopvangcentrum dus ik dacht:” ik pak de vogel even op en breng hem daar naartoe.” Dat ‘even oppakken’ was te hoog gegrepen. Aalscholvers zijn namelijk helemaal niet graag in de handen.
Toch wist ik hem op een gegeven ogenblik te pakken te krijgen. Met twee handen omsloot ik zijn buik, erop vertrouwend dat hij rustig tegen me aan bleef zitten en ik hem naar de auto kon dragen. Fout! Deze zwarte zwemmers hebben een lange nek met aan het eind daarvan een scherpe snavel die ze graag gebruiken.
De aalscholver hakte er lustig op los, maar het lukte me uiteindelijk toch om het gepik stil te leggen. Nu óp naar het vogelasiel. Alleen had ik er nóg een ontevreden klant bij: De hond. Die was er nét en zag haar zwemtochtje al in het water vallen. Ze was zeker niet van plan vrijwillig mee terug te lopen. Dat was een probleem, want ik had maar twee handen en die zaten al vol met aalscholver.
Een andere wandelaar, die zich wijselijk niet aan de pikker waagde, was gelukkig wél bereid mijn hond mee te nemen. Zo togen we (hond, aalscholver en ik) naar het asiel.
‘Aal’ hield zich rustig in de achterbak. Ik was blij toe, want in de auto zat geen afdekplaat voor de achterbak en het idee een woedende vogel op het dashboard te krijgen deed me huiveren.

Na de operatie ‘aalscholver-uit-de-achterbak-pakken’ stond ik eindelijk in het vogelopvangcentrum en ik hield ze trots de gestrande vogel voor. De dierenopvanger was minder enthousiast: “Is-tie er nou al wéér?” riep hij. Ik was stomverbaasd. De aalscholver bleek een tevreden stamgast van het vogelopvangcentrum te zijn. Hij mankeerde niets, maar eenmaal weer buiten geplaatst voerde hij steevast een toneelstukje op. Hiermee wist hij sukkels zoals ik te strikken hem weer naar het opvangcentrum te brengen.

Enfin, ze zouden de gast nog een paar dagen stam in het opvangcentrum bieden en dan weer een nieuwe plek voor hem gaan zoeken.
Dat is intussen weer een paar dagen geleden, hij is vast al weer terug in het opvangcentrum.

donderdag 27 januari 2011

Kippenwekker

Een kip heeft voor mij altijd iets rustgevends met haar geslenter en getok, altijd op zoek lijkend naar eten. Maar ik vind ze ook eigenwijs. Wij waren een keer met vakantie in Uruguay. Daar verbleven we op een ‘estancia’. Dat is een soort toeristenboerderij. Het was er prachtig en er liepen paarden en kippen rond. Alles was gelijkvloers gebouwd en je had dus de hele dag uitzicht op de dieren van de estancia. Op dagen dat de estancia niet door toeristen werd bewoond, was deze duidelijk het eigendom van de omgevende natuur.

Dikwijls zagen we nieuwsgierige kippenkopjes voor de gesloten schuifdeur van de eetzaal. Ze drentelden heen en weer op zoek naar de ingang. Soms, als het erg warm was, ging de schuifdeur open voor wat verkoeling. Dat hadden de kippen direct door. Ze tippelden tokkend naar binnen en doken vol op de gedekte tafeltjes. De kippen hadden vrij spel, want wij zeiden er niets van en genoten ervan zolang het duurde. Dat was totdat de gastvrouw erachter kwam en ze ze ‘sssjjjt, sssjtt’ roepend en handenklappend naar buiten stuurde.

Op de estancia hadden ze ook een heel mooi zwembadje, dat in de rotsen was uitgehakt. Regelmatig verbleven er schoolklassen uit een naburig dorp. Op zulke dagen werd er een tafel buiten gezet met allerlei lekkers erop uitgestald. De tafel stond vlakbij de eetzaal en wij hadden er precies zicht op. Kleine flesjes met frisdrank, zakjes chips en een schaal met lollies stonden netjes naast elkaar. Netjes, totdat zich een kip aandiende. Nieuwsgierig sprong ze op de tafel en banjerde dwars door de flesjes heen. Er bleef er geen eentje staan. Verschrikt sprong ze op en landde toen in de bak met lollies. Als een beginner op rollerskates vlogen haar poten alle kanten op en de lollies ook. Uiteindelijk vond ze het welletjes en sprong ze onder een protesterend getok van de tafel. Wij keken ernaar en lachten om de kip, het was dan ook een kostelijk gezicht. Dat heeft ze waarschijnlijk onthouden, want de volgende morgen heel vroeg, om 5.00 uur, werden we wakker van een driftig getik.

Het silhouet van de schuldige tekende zich haarscherp af tegen het rode gordijn waar de zon doorheen scheen. Het was de kip, haar kammetje wiebelde op haar kop terwijl ze wraakzuchtig op het raam tikte.

We konden er niet boos om worden.